De Romeinse Bijbel beweert dat Jezus uit een maagd geboren is, maar dit staat in tegenspraak met de context van de profetie in Jesaja 7. De apocriefe Evangeliën, waaronder het Evangelie van Filippus, verspreiden ook dit idee. De profetie van Jesaja verwijst echter naar de geboorte van koning Hizkia, niet Jezus. Hizkia werd geboren uit een vrouw die op het moment van de profetie maagd was, niet nadat ze zwanger was geworden, en de profetie van Immanuel werd vervuld door Hizkia, niet Jezus. Rome heeft het ware Evangelie verborgen en gebruikte apocriefe teksten om af te leiden en de belangrijkste leugens te legitimeren. Jezus vervulde de profetieën van Jesaja over Immanuel niet, en de Bijbel interpreteert de betekenis van de maagd in Jesaja 7 verkeerd.
Bijbelse ondersteunende passages:
- Jesaja 7:14-16: „Daarom zal de Heere zelf u een teken geven: Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en zijn naam zal Immanuel zijn. Boter en honing zal hij eten, totdat hij weet het kwade te verwerpen en het goede te kiezen. Voordat het kind weet het kwade te verwerpen en het goede te kiezen, zal het land van de twee koningen die gij vreest, verlaten worden.”
- Deze passage verwijst naar de onmiddellijke politieke situatie en spreekt over Hizkia, niet Jezus.
- 2 Koningen 15:29-30: „In de dagen van Pekah, de koning van Israël, kwam Tiglat-Pileser, de koning van Assyrië, en nam Ijon, Abel-Beth-Maacha, Noa, Gilead, Galilea en het hele land van Naftali en voerde het naar Assyrië. Hosea, de zoon van Ela, samenzweerder tegen Pekah, de zoon van Remaljas, doodde hem en regeerde in zijn plaats.”
- Beschrijft de val van Pekah en Rezin, wat de profetie van Jesaja vervult.
- 2 Koningen 18:4-7: „Hij verwijderde de hoogten, brak de beelden en hakte de Asjerah-palen om; ook verbrijzelde hij de koperen slang die Mozes gemaakt had, omdat de kinderen van Israël tot dan toe reukoffers aan haar hadden gebracht; hij noemde haar Nehustan. Op de Heere, de God van Israël, stelde hij zijn vertrouwen; er was niemand zoals hij onder alle koningen van Juda, noch voor hem, noch na hem. Hij hield zich aan de Heere en week niet van hem af, maar bewaarde de geboden die de Heere Mozes geboden had. De Heere was met hem, en waar hij ook heen ging, had hij succes.”
- Toont de hervormingen van Hizkia en zijn trouw aan God aan, wat de naam Immanuel in de context van Hizkia vervult.
- Jesaja 7:21-22 en 2 Koningen 19:29-31: „Op die dag zal een man een jonge koe en twee schapen houden; en vanwege de overvloed aan melk zullen ze boter eten, en wie overblijft in het land zal boter en honing eten.” / „Dit zal je een teken zijn: Dit jaar zul je eten wat uit zichzelf groeit; het volgend jaar wat uit de zaailingen komt; maar in het derde jaar zul je zaaien, oogsten, wijngaarden planten en van hun vruchten eten. De overblijfselen van het huis van Juda zullen wortelen schieten en vruchten voortbrengen. De overblijfselen van Jeruzalem en de overlevenden van de berg Sion zullen door de ijver van de Heere der Heerscharen gedaan worden.”
- Beide passages spreken over overvloed en welvaart in het land, wat overeenkomt met de heerschappij van Hizkia.
- 2 Koningen 19:35-37: „En die nacht ging de engel van de Heere uit en sloeg honderd vijfentachtig duizend in het leger van de Assyriërs; en toen zij ‘s morgens opstonden, zie, allen waren doden. Sanherib, de koning van Assyrië, trok op en keerde terug naar Ninevé, waar hij bleef. Terwijl hij in de tempel van zijn god Nisroch aanbidde, werden hij door zijn zonen Adrammelech en Szareser met het zwaard gedood, en zij vluchtten naar het land Ararat. En zijn zoon Esarhaddon werd koning in zijn plaats.”
- Beschrijft de wonderbaarlijke nederlaag van de Assyriërs, wat de interventie van God en de steun voor Hizkia aantoont, wat verder aangeeft dat de Immanuel-profetie over Hizkia ging.
